Tot op heden zijn de resultaten tegenstrijdig met onderzoek naar de invloed van SSRI-gebruik tijdens de zwangerschap op de ontwikkeling van persisterende pulmonale hypertensie bij de neonaat (PPHN). Sophie Grigoriadis (Sunnybrook Health Sciences Centre) en haar collega’s verrichtten daarom een meta-analyse. Zij zochten naar Engelstalige onderzoeken in Medline, Embase, PsychInfo, CINAHL en Scopus, gepubliceerd tot 30 december 2012. Zij analyseerden 7 van de 3077 gevonden artikelen.SSRI-gebruik op enig moment tijdens de zwangerschap was niet geassocieerd met PPHN (oddsratio (OR): 1,55; 95%-BI: 0,79-3,04). Kinderen van vrouwen die het middel gedurende (bijna) de hele zwangerschap gebruikten, hadden wel een verhoogd risico (OR: 3,33; 95%-BI: 1,58-7,02). Terwijl SSRI-gebruik in de vroege zwangerschap niet geassocieerd was met PPHN (OR: 1,23; 95%-BI: 0,58-2,60), was gebruik van SSRI’s in de late zwangerschap dat wel (OR: 2,50; 95%-BI: 1,32-4,73). De onderzoekers hielden rekening met congenitale afwijkingen en meconiumaspiratie, bekende risicofactoren voor PPHN, en publicatiebias. Om 1 kind geboren te laten worden met PPHN, moesten 286-351 vrouwen SSRI’s gebruiken in de late zwangerschap (‘number needed to treat to harm’).
In de algemene populatie is het risico op PPHN met 1,9 per 1000 pasgeborenen laag. De statistisch significante OR van 2,50 laat dit risico bij SSRI-gebruik tijdens de late zwangerschap stijgen naar 4,75 per 1000 pasgeborenen: klinisch een klein verschil, aldus de auteurs. Zij pleiten dan ook voor behandeling van depressie bij zwangere vrouwen. Ze hameren echter ook op voorzichtige interpretatie van de resultaten, aangezien de risicoberekeningen telkens gebaseerd zijn op slechts 2 studies, op die van de late zwangerschap na (n = 5).Bron: ntvg.nl