Het boekje – 8 pagina’s – was geïndividualiseerd met de naam van het middel dat de patiënt gebruikte. Er werd geadviseerd vóór het stoppen te overleggen met de eigen arts of apotheker. De controlegroep ontving hetzelfde boekje na de follow-upperiode van 6 maanden.Alle patiënten in de interventiegroep waardeerden de voorlichting, bijna twee derde ging erover in gesprek met een behandelaar en 58% ondernam een stoppoging. De meesten volgden het afbouwschema uit het boekje. Een kwart kreeg een eigen schema, bijvoorbeeld omdat zij meerdere middelen gebruikten of omdat de toedieningsvorm niet kon worden gehalveerd. Het afbouwen ging in bijna de helft van de gevallen gepaard met afkickverschijnselen als slapeloosheid of angst. Uiteindelijk stopte 27% geheel, en nog eens 11% bereikte een dosisreductie van tenminste een kwart. In de wachtlijstgroep stopte 5% met gebruik: het ‘number needed to treat’ was 4,35 in de ‘intention to treat’- analyse. De mensen die niet stopten deden dat in een derde van de gevallen op advies van hun arts of apotheker. Een zesde was vooral bang voor afkickverschijnselen, een kwart was niet overtuigd van de nadelen van het gebruik. Bron: www.ntvg.nl, door Esther van Osselen (Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:C2139)